Nederlands bedrijf moet ruim 50.000 euro betalen voor omzeilen importheffingen zonnepanelen

In november 2015 stuurde de Belastingdienst het Nederlandse bedrijf een aanslag van respectievelijk 49.635,51 euro aan antidumpingrechten en compenserende rechten en 570,81 euro aan rente. Dat maakte daar bezwaar tegen, maar de inspecteur besloot in maart 2018 de opgelegde aanslag te handhaven.

Geschiedenis
Het daar weer tegen ingestelde beroep heeft de rechtbank in haar uitspraak ongegrond verklaard. Het gerechtshof Amsterdam heeft nu in hoger beroep uitspraak gedaan over het bezwaar dat tegen die gerechtelijke uitspraak weer was aangespannen. De geschiedenis van de zaak gaat terug tot de zomer van 2015. Toen heeft het Nederlandse bedrijf bij het importeren van zonnepanelen voor 2 zendingen aangegeven dat het land van herkomst Taiwan was.

Op het moment van de invoer van de zonnepanelen had het bedrijf volgens de rechter kunnen weten dat de Europese Commissie besloten had om een onderzoek te openen naar de mogelijke ontwijking van de compenserende en antidumpingmaatregelen. Dit doordat Chinese fabrikanten onder meer zonnepanelen via Taiwan lieten exporteren om zo de Europese importheffingen te omzeilen.

‘Vrije bewijsleer’
Het Nederlandse bedrijf stelt echter dat via ‘de vrije bewijsleer’ is aan te tonen dat de zonnepanelen (en zonnecellen) uit Taiwan komen en dat de compenserende en antidumpingrechten dan niet verschuldigd zijn, omdat deze slechts bedoeld zijn om doorgevoerde Chinese zonnepanelen te treffen. Ondanks dat de zonnecellen in de zonnepanelen zijn geproduceerd door Sunengine – een destijds van de Europese importheffingen vrijgestelde onderneming – gaat de rechtbank niet mee in de argumentatie van het Nederlandse bedrijf. Voor zonnepaneelfabrikanten uit Taiwan waren destijds namelijk importheffingen van kracht.

De rechtbank verklaart het hoger beroep daarom ongegrond.